Plas en dras of hoe inundaties ons nog steeds verdedigen.

“Heer, geef ons heden ons dagelijks brood en elk jaar een watersnood.” Inundatie, een mooi woord voor ‘overstroming’ was het heilige woord in het linieland, letterlijk. In 1896 werd de Inundatiewet van kracht en deze wet hield in dat eigenaren van civiel gebied, bijvoorbeeld boerenland, dat op militair gezag geïnundeerd moest worden financieel schadeloos werden gesteld. Curieus is dat de wet uit 1896 tot op heden(!) nog steeds geldt, met hierin enige aanpassingen.

Militaire inundatie, daar doen we sinds 1940 niet meer aan, althans wij Nederlanders niet. In de meidagen van 1940 zijn pogingen gedaan, maar vrijwel zonder resultaat. Het besluit daartoe werd te laat genomen, leert de geschiedschrijving van dr. L. de Jong, en bovendien was de waterstand van de grote rivieren vrij laag, zodat het water maar langzaam kwam opzetten. Ten noorden van Utrecht bijvoorbeeld stond pas op 13 mei 1940 enig water op de velden en ten zuiden van die stad tot aan de Lek bleven de meeste landerijen zelfs droog. Ons land capituleerde nadat de ‘Waterlinieonvriendelijke’ oorlogsmachines vanuit de lucht Rotterdam hadden gebombardeerd. Hetzelfde lot dreigde voor o.a. Utrecht….
De Duitse bezetter had het nog eens in omgekeerde volgorde geprobeerd, in 1944 en 1945 om mogelijke aanvallen vanuit het westen van de geallieerden af te slaan. In mei 1945 stond ongeveer 250.000 hectare ofwel 9% van het Nederlandse grondgebied onder water. Formeel was dit de laatste keer dat land kunstmatig werd geïnundeerd.
Terug naar de Inundatiewet. De wet heeft nu een andere naam, maar de kern van de zaak draait nog steeds  o.a. om schadeloosstelling bij inundatie, oftewel ‘overstroming’. Die overstromingen veroorzaakt door moeder natuur komen helaas nog steeds voor.

Verdedigen met water tegen water
Maar, inunderen gebeurt feitelijk nog steeds. Ook nog mét een verdedigende functie. Verdedigen tégen water, want tegenwoordig worden bij bijvoorbeeld periodes van grote regenval stukken land onder water gezet als buffer.
Een mooi voorbeeld van een gebied waar historische kunstmatige inundatie en huidige waterstaatkundige inundatie samenkomen, is de Blokhovense Polder op het Eiland van Schalkwijk. Het Eiland van Schalkwijk is doorspekt met overblijfselen van de Nieuwe Hollande Waterlinie en is hiermee de ideale locatie voor een real life inundatiebeleving. In de zomerperiode wordt het gebied tweemaal per maand onder water gezet waardoor je een idee hoe dit er vroeger uitzag. De polder wordt ‘plas en dras’ gemaakt. Dit betekent dat de vijand er niet meer kon rijden en lopen door het gebied, maar ook niet varen door de beperkte waterdiepte van 30 tot maximaal 60cm. Vanwege de geringe oppervlakte vindt de inundatie en vervolgens het droogmalen in één weekend plaats… natuurlijk niet te vergelijken met de tijd die hier vroeger voor nodig was.
Met de aanleg van nieuwe inundatiewerken in de jaren 1870 kon de onderwaterzetting verkort worden tot 12-13 dagen bij het laagst bekende rivierpeil of tot 4-5 dagen bij een gemiddeld rivierpeil. In 1859 waren daarvoor zeker nog 26 dagen nodig, destijds genoeg voor een Franse dreiging, maar niet voor de snellere Duitse troepen. Met de opkomst van de spoorwegen kon veel sneller gemobiliseerd worden waardoor het belangrijker werd om de inundatietijd te verkorten.

Hoe werkte een inundatie nu eigenlijk?
Er werd gebruikt gemaakt van inundatiekommen, letterlijk grote kommen polderland. Deze kommen werden gescheiden door komkeringen waardoor het water in elke polder een even hoog  peil kon krijgen. Tussen de Zuiderzee en de Lek lagen vijf, en later zes, van deze kommen. Naast de bestaande sluizen bouwde men speciale inundatiesluizen voor extra inlaatcapaciteit. Ook werden er damsluizen gebouwd die moesten voorkomen dat het inundatiewater naar lager gelegen gebieden buiten de waterlinie zou stromen.
De hoofdinlaatpunten voor de Hollandse Waterlinie lagen aan bij Muiden aan de monding van Utrechtse Vecht bij de Zuiderzee en langs de grote rivieren. Door hier de sluizen te openen steeg het waterpeil op de Vecht, Kromme Rijn en Linge waarna men vervolgens de inundatiegebieden vol kon laten stromen. Om de watertoevoer te verzekeren, werden ook speciale inundatiekanalen gegraven, zoals bijvoorbeeld de Snel op het Eiland van Schalkwijk (link). Om de inundatie efficiënter te laten verlopen, paste men een systeem van inundatie in twee fasen toe. Eerst werd het waterpeil in sloten verhoogd tot het zogenaamde voorbereidingspeil waarbij het land net droog bleef, maar de sloten stonden al vol. Vervolgens kwam het land onder water te staan en was de inundatie een feit.

Overigens, prachtige inundatiebeleving is er ook nabij bunker 599, de doorgezaagde bunker aan de Diefdijk bij Culemborg. Onderdeel van dit kunstwerk, na een ontwerp van landschapsarchitect Ronald Rietveld, is een inundatiebeleving. Doordat de snede van de doorgezaagde bunker (eigenlijk een groepsschuilplaats) overgaat in een steiger en tenslotte in een dubbele rij palen ontstaat een lijn die de inundatiehoogte (de hoogte van het water als het land onder water gezet zou worden) aangeeft. Even verderop is hetzelfde effect gecreëerd maar nu in en droog voormalig inundatieveld. In het hele gebied achter de Diefdijk zijn de voormalige inundatievelden weer goed zichtbaar (gemaakt), o.a. bij het project Molenkade. Op het punt waar de A2 de Diefdijk snijdt, is nu een moderne waterkering aangebracht die kan worden ingezet in geval van overstromingen. De waterkering is een vervanging van de historische schuiven welke in de tijd van de linie het ‘lek’ in de dijk konden afdichten en de weg af konden sluiten.

 

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0