Van Gogh en de Haagse School

Vincent van Gogh was nogal recht door zee en lag vaak in de clinch met de autoriteiten. ‘Een venijnig karakter’, vond collega-schilder en neef Mauve. De gedachte dat Theo van Gogh, verre verwant van Vincent, wel wat van hem weg had qua karakter, kwam op enige momenten op toen de Cultuurbarbaar door het Gemeentemuseum struinde.

Vlak voor de officiële opening van de tentoonstelling De Haagse School en de jonge Van Gogh waren enige persorganen uitgenodigd voor een speciale voorbezichtiging.

In gezelschap van directeur Wim van Krimpen en de samenstellers van de tentoonstelling: de Van Gogh-kenner en voormalig conservator van het Amsterdamse Van Gogh Museum Fred Leeman en gemeentemuseum-conservator John Sillevis, kregen we allerlei interessante aanwijzingen en toelichtingen bij de schilderijen. Van Marie-José Raven hadden we ondertussen al de prachtige door Sillevis en Leeman samengestelde catalogus ontvangen.

Oom Cent

Al op zestienjarige leeftijd werkt Van Gogh voor het eerst in Den Haag als jongmaatje in de kunsthandel van zijn oom – een Haagse dependance van de Parijse firma Goupil & Cie. Zijn oom Vincent was nogal op de cent; allerwegen werd hij aangeduid als Oom Cent.

De firma Goupil & Cie zorgde ervoor dat het begrip ‘Haagse School’ voor de toch zo gevarieerde schilders als Israëls, Mesdag, Weissenbruch, Mauve, Jacob en Willem Maris een succesvol marketingconcept werd.

Hun werken werden in grote aantallen verkocht, niet alleen in Den Haag en Parijs, maar ook in Berlijn, Wenen, Brussel, Londen en zelfs aan de andere kant van de oceaan, New York.

Barbaarse neigingen

De vraag uit de markt was zo sterk dat sommige schilders van de Haagse School een maniertje ontwikkelden om subtiele variaties van hetzelfde werk te maken en niet toekwamen aan nieuw werk. Jongste bediende Vincent leek zich aanvankelijk te ontpoppen als succesvol kunsthandelaar, maar niets was minder waar, zou later blijken uit Vincent’s correspondentie.

Aan zijn schildersvriend, Anthon van Rappard schreef hij in 1882, toen hij  – na een periode als onderwijzer in Engeland en prediker in spe in de Belgische Borinage – voor de tweede keer in Den Haag woonde; ‘Pleasing, saleable, zijn woorden voor mij, afschuwelijk. En ik heb nooit een handelaar ontmoet die daarvan niet doortrokken was en ’t is een pest. De kunst heeft geen erger vijanden, ofschoon de managers der grote kunstzaken de naam hebben van zich verdienstelijk te maken door ’t protegeren der artiesten (…) Er is geen enkele artiest die niet uitgesproken of stilgehouden een klacht tegen hen in ’t hart heeft. Zij vleien ’t publiek in zijn slechtste en meest barbaarse neigingen en wansmaak.’

Het echte leven

In het begin van zijn tweede Haagse periode is Vincent in Den Haag dagelijks te vinden op neef Mauve’s atelier. Financieel is hij nog afhankelijk van de steun en welwillendheid van zijn familie. Van Mauve leert hij hoe hij een aquarel en een olieverfschets moet opzetten.

Hij houdt erg van Mauve’s  werk en dat van Weissenbruch, Jozef Israëls en Jacob Maris, van hun scènes uit het dagelijks leven, hun schetsen gemaakt in de vrije natuur, geschilderd met gedempte kleuren en in losse toets.

Illustrated London News

Het realisme van de Haagse school spreekt Van Gogh aan, maar de dromerige stemming is hem vaak te tam. Hij struint, vaak samen met Breitner, de stad af op zoek naar ‘typen van figuren’ die hij later in zijn atelier kan bestuderen.

Waar de Haags School schilders gloriëren in een milde kijk op het leven van boeren en vissers, laat Van Gogh vooral het wrange van de menselijke conditie zien. Van illustraties in Engelse bladen als Graphic en de Illustrated London News – ook te zien op de tentoonstelling – was hij in de ban geraakt.

De houtgravures in deze periodieken stellen meestal aangrijpende, min of meer uit het leven gegrepen scènes uit de actualiteit, het dagelijks leven in de grote stad of het platteland of mensentypen voor.

Meervoudige breuk

Bij het commerciële  succes van de Haagse school schilders kon Van Gogh niet aansluiten. De onderwerpen die hij koos waren niet slecht, maar hij zette ze te hard neer. Dat maakte zijn werk – ondanks de inspanningen en goede adviezen van zijn broer Theo – onverkoopbaar en zijn financiële problemen onoplosbaar.

Het resulteert in een meervoudige breuk: met zijn vriendin en model Sientje Hoornik, met de Haagse kunsthandel en met Mauve. Toch houdt de Haagse invloed niet op wanneer hij in 1883 uit Den Haag richting Drenthe vertrekt.

Zo werkt het thema van de karige maaltijd, een van de eerste doeken van Jozef Israëls, volop door in het werk dat Van Gogh in Drenthe en vervolgens in Nuenen maakt. Daar weet hij zijn ambities te realiseren in verschillende versies van de Aardappeleters.

Weesmannetjes

Bij de tentoonstelling heeft het Gemeentemuseum de wandeling In de voetsporen van Van Gogh ontwikkeld. Deze tour voert onder meer langs de Plaats, waar Van Gogh als zestienjarige start als verkoper in kunsthandel Goupil van zijn oom Cent, langs de Grote Kerk, waar in die tijd de armoedige buurt De Geest gevestigd was. Daar vindt Vincent favoriete modellen als de ‘weesmannetjes en –vrouwtjes’ (ouden van dagen).  

Een andere interessante locatie is de omgeving van de Nieuwe Kerk, waar toentertijd het buurtje Paddemoes was, en de Brouwersgracht, waar de jonge kunstenaar de ‘geefhuisjes’ (hofjes) vastlegde, en waar het ziekenhuis stond waar hij korte tijd werd verpleegd. Het was de tijd dat de Laan van Meerdervoort bestond uit moestuintjes, waar vanaf de duinen te zien waren.

De wandeling is met citaten en afbeeldingen als pdf te downloaden via de site www.gemeentemuseum.nl

 

 

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0