Een stalen gezicht

Wie ooit de film The Man in the Iron Mask heeft gezien weet hoe griezelig het is om naar een uitdrukkingsloos gezicht te kijken. Dat wisten de Romeinen ook al. In de buurt van Nijmegen zijn diverse gezichtshelmen gevonden die Romeinse ruiters droegen in de strijd. Met moderne technieken is onderzocht hoe en waarvan de helmen gemaakt zijn. Achter de stalen gezichten blijken een hoop geheimen te schuilen.

De Romeinse keizer Caligula begon omstreeks het jaar 30 met de aanleg van een reeks castella: versterkte legerplaatsen om de noordgrens van het Romeinse Rijk – de Limes – te beschermen tegen aanvallen van Germaanse stammen. De grens van het Romeinse Rijk liep dwars door Nederland. In de decennia voor de Bataafse Opstand (69-70 n. Chr.) was er op het Kops Plateau – een hoogvlakte in het oosten van Nijmegen – een Romeins-Bataafse ruitereenheid gelegerd.

De Batavieren – een West-Germaanse stam die van oorsprong langs de benedenloop van de Rijn woonde – onderhielden doorgaans goede relaties met de Romeinen. In de vele veldslagen tegen opstandige Germaanse legers vochten hun strijders vaak aan de kant van Rome. De Romeinen bouwden zelfs een permanente vestingplaats voor hen: Oppidum Batavorum.

Op het Kops Plateau in Nijmegen zijn talloze onderdelen van paardentuig gevonden. Daarnaast is er op Bataafs grondgebied geen andere versterking bekend waar een ruitereenheid verbleef. Archeologen gaan er daarom vanuit dat deze versterking ten oosten van Nijmegen de thuisbasis van de Bataafse ruiterij was. Het hele gebied is een zeer rijke archeologische vindplaats.

In dit filmpje van reënactmentgroep ‘stichting ALA!’ is te zien hoe zo’n Romeinse ruitergroep er uit zag.

Kuilen

Op het Kops Plateau, maar ook in andere Bataafse vestingplaatsen zoals het na de Bataafse Opstand gebouwde Ulpia Noviomagnus Batavorum waaruit het latere Nijmegen groeide, zijn onder de talloze metalen militaire voorwerpen en andere archeologische schatten uit de Romeinse tijd enkele heel bijzondere gezichtshelmen gevonden.

Deze helmen zijn vervaardigd uit ijzer en waren oorspronkelijk bedekt met een dunne laag zilver. Gezichtshelmen zoals deze zijn gebruikt als strijdhelm. Het in de zon blinkende zilver en de uitdrukkingsloze gelaatstrekken waren bedoeld om de tegenstander in verwarring te brengen en hen angst aan te jagen. Het gaat waarschijnlijk om een Bataafse versie van ruiterhelmen die ook elders in het Romeinse Rijk gebruikt werden.

De maskers zijn samen met andere militaire voorwerpen in kuilen gevonden. De zilveren deklaag was op ruwe wijze verwijderd. In de oudheid was metaal kostbaar en het werd dan ook zelden zomaar weggegooid. Omdat er naast de helmen ook kruiken gevuld met etenswaren en offerdieren zijn gevonden, vermoeden archeologen dat de helmen met een speciale bedoeling zijn begraven.

Waarschijnlijk – archeologen verschillen hierover van mening – schonken de soldaten hun meest waardevolle uitrustingsstuk aan de god die hen had beschermd tijdens de diensttijd door deze stukken ritueel te begraven. Het offeren van hun militaire uitrusting zou de betreffende god gunstig stemmen, zodat hij de soldaten op een volgende missie opnieuw zou bijstaan.

Experimentele archeologie

Experimentele archeologen hebben geprobeerd de gezichtsmaskers na te maken. Het bleek dat de maskers zijn gemaakt van een zacht, koolstofarm ijzer. IJzer met een laag koolstofgehalte is makkelijk te vervormen en flexibel, zodat het minder snel verbrijzelt bij een rake klap tijdens het gevecht. De meeste maskers bestaan uit zeker acht lagen op elkaar gevouwen ijzer. Om het ijzeren masker zo goed mogelijk in de vorm van het gezicht van de drager te krijgen, werd onder andere gebruik gemaakt van een vervormbare, organische onderlaag, tegenwoordig ook wel drijfpek genoemd.

Een Romeinse ruiterhelm bestaat uit twee delen. Een ijzeren helm om het hoofd te bedekken en het gesmede ijzeren masker in de vorm van het gezicht van de drager dat met riemen aan de helm werd vastgemaakt. De maskers zijn zodanig gemaakt dat ze het hele gezicht bedekken. De openingen voor neus en mond zijn groot genoeg om goed te kunnen ademen. Aan de binnenkant werden sporen van zacht linnen aangetroffen. Dit voor het draagcomfort en om te voorkomen dat zweet het ijzer doet oxideren.

Bij alle maskers die in de buurt van Nijmegen zijn gevonden is de zilveren deklaag al in de oudheid verwijderd. Enkele sporen die nog zijn aangetroffen zijn echter genoeg om vast te kunnen stellen dat het om hoogwaardig zilver ging. Het dunne stuk zilver moest ongeveer 30 tot 35 gram hebben gewogen. Een Romeinse soldaat moest daarvoor 11 tot 17 dagen werken. Hier stond wel tegenover dat een soldaat met een gezichtsmasker goed beschermd was: uit experimenten met kruisbogen uit de Romeinse tijd bleek dat de maskers uitstekend bestand waren tegen de inslag van zware pijlen.

Uit analyse van de helm bleek dat er geometrische patronen van organische stoffen op te vinden zijn. De versieringen bestonden uit een stevig gevlochten patroon van linnen en mogelijk gekleurd mensen- of paardenhaar. Hiervan zijn duidelijke sporen aangetroffen, maar hoe de versieringen aan de helm werden bevestigd is niet helemaal duidelijk.

Ook het precies op maat maken van het zilver bleek een lastige opgave. Om vouwen en deuken te voorkomen kon het zilver niet rechtstreeks over het ijzeren masker gegoten worden. In plaats daarvan werd het met dezelfde vervormbare onderlaag in precies de juiste vorm gemaakt. Voor het stevig bevestigen moest er wel gebruik zijn gemaakt van een extra kleefmassa.

Antieke kleefkracht

Bij een gezichtsmasker dat gevonden is bij het Duitse Xanten werd tussen de ijzeren ondergrond en het zilver sporen gevonden van deze kleefmassa. Na analyse bleek deze eeuwenoude lijm te bestaan uit een vloeibare aardoliefractie, zogenaamde bitumen. Ook zat er houtteer in, dat vermoedelijk door de verbranding van dennebomen werd gewonnen.

De Romeinen hebben het mengsel nauwkeurig weten af te stemmen voor een optimale kleefkracht en voldoende stevigheid en taaiheid. Mogelijk is dezelfde lijm gebruikt om de versieringen aan de helm te bevestigen.

Dit alles trok in 2007 de aandacht van het Duitse chemieconcern Henkel, dat onder andere industriële lijmtoepassingen maakt. Henkel wilde nader onderzoek doen om er achter te komen hoe de Romeinen het voor elkaar hebben gekregen dat het zilver en ijzer ondanks het 2000-jarig verblijf in de bodem nog altijd met geen mogelijkheid van elkaar zijn te krijgen. Mogelijk zou het Romeinse vernuft tot nieuwe lijmtoepassingen kunnen leiden. Tot op heden is het echter nog niet tot een patentaanvraag gekomen.

Tags

Reageren