Wandeling langs enkele opmerkelijke graven op begraafplaats Duinrust (Beverwijk)

  1. Gregor Schouten, een kegel van Canadees pine-hout.
  2. Het houten kruis wat eens op het RK kerkhof Sint Agatha stond.
  3. Gedenksteen ter nagedachtenis aan het voormalig RK. Kerkhof Sint Agatha aan de Peperstraat.
  4. Gerard van Egmond, een zonnewijzer en op betonnen dekplaat van het graf, de voetafdrukken van kinderen.
  5. Piet Rijs, twee bronzen vogels in een zilver kleurige ring.
  6. Henk Duin, een houten sluisdeur.
  7. Puck Alkemade, een bronzen zeilboot.
  8. G. v. d. Plas, Een man die aardappelen schilt, zittend op een bank met twee honden.
  9. Gerard Tromp, geheel van roestvrij staal graf.
  10. Joh, Gea, Haeck, obelisk met zeilschip.

11. Joop Bakker, een zilveren bal.

  1. Veerle Lammers, kindergraf, glasplaat met zon, maan en ster. Tekst Ons zonnetje voor altijd ons sterretje.
  2. Joop Hendriks, groot brok marmer met een aantal losse stukken.
  3. Clara Niesten-Pals, grafmonument met een gat.
  4. Dina Stravens, een open geslagen glazen boek.
  5. Columbarium.
  6. Cornelis Adrianus Nunnink, open geslagen glazen boek.
  7. Sjoerd Taeke Ettema, door de dekplaat is urn te zien.
  8. Joodse begraafplaats.
  9. George Frederik Portegies, een mozaïek kruis.
  10. Een mozaïek met de tekst Pax Christi.
  11. Johan Dennemman, mozaïekfiguren.
  12. Mabel, kindergraf met het tekenfiguur van Nijntje.
  13. Graven van de woongemeenschap Harteheem.
  14. Rinus Nouris, een monumentaal graf.
  15. Gerrit Kruk, bekende locale ondernemer. Kreeg vooral na de tweede wereld oorlog bekendheid voor het slechtten van de vele bunkers aan het strand en in het duingebied.
  16. Kindergraf van Rakas Kaarlo. Een lammetje als grafmonument. Op het graf in het Fins: Laat de kinderkens tot mij komen (matth. 19-14) Onze lieve Karel Erik *17 oktober 1942 + 9 maart 1943. Het grafmonument is gemaakt door de bekende beeldhouwer Han Wezelaar.
  17. De familie graven vanTegel, bekende middenstandsfamilie in Beverwijk, waarvan verschillende leden diverse functies bekleden in het openbare leven van Beverwijk.
  18. De familiegraven van Stoutenbeek, bekende middenstandsfamilie in Beverwijk, waarvan verschillende leden diverse functies beklede in het openbare leven.
  19. Pieter Willem Majoor, eigenaar van de grootste sigarenfabriek aan de Breestraat. De sigaren uit deze fabriek werden over de gehele wereld exporteert. Maar in 1936 ging de fabriek failliet en vestigde zich op de locatie een landelijk winkelconcern hier een winkelpand. 
  20. Johan Willem Adriaan Cornelis van Loenen, voormalige gemeentesecretaris van Beverwijk. 1890 t/m 1936. Genoot landelijke bekendheid als deskundige van het gemeenterecht.
  21. Herman van der Horst, bekende filmaker van documentaires en natuurfilms.
  22. Gerard Salomon Boreel, voormalig burgemeester van Beverwijk (1882-1897). De familie Boreel woonde op huize Westerhout.
  23. Familiegraf van Waterschoot van der Gracht, bekende familie, beklede verschillende functies in het openbare leven van Beverwijk. Het gezin woonde aan de Breestraat 101, thans de pastorie van St. Agatha. Het graf is overgebracht van het St. Agatha kerkghof aan de Peperstraat.
  24. D.P. Garms, bekende evangelist in Beverwijk aan het begin van 20e eeuw.
  25. Laurens Johannes Büller, bekend chirurg, gefusilleerd in zijn deuropening door de Duitse bezetter als represaille maatregel.
  26.  Jacobus Mak, voormalige raadslid/wethouder van Beverwijk, 1981 t/m 1994 voor het C.D.A..
  27. Fedor Kaebisch, voormalige raadslid/wethouder van Beverwijk, 1974 t/m 1988 namens de P.v.d.A.
  28. Graven van gesneuvelden, gefusilleerde en in gevangenschap overleden  inwoners, tijdens de tweede wereld oorlog.
  29. Jan Gerben Stephanus Bruinsma, voormalige burgemeester van Beverwijk (1957 t/m 1975).
  30. Graven van de gesneuvelde geallieerde militairen.
  31. Susanne Scholts, de oudste bewaarde grafsteen, 1909.
  32. Egbertus Uittenbroek, een fraai gerestaureerd grafmonument.
  33. Islamitische begraafplaats.
  34. Ulkje Kunnen van der Horst, grafmonument met een bronzen uil. De uil komt als afbeelding niet erg vaak voor. Staat voor de nacht en de dood.
  35. Ana Isabel Romero, het graf wordt bedekt door een bezem.
  36. Gerrit de Ruiter, fraai moderne uitvoering van een oude stijl.

48.Lidio Garau, een houten geschilderd bord met een boom.

  1.    
    van den Elzen, een modern familiegraf.

De melancholische tuin van Beverwijk.

Het begrip van een melancholische tuin werd in 1780 door Christian Cay Lorenz Hirschfeld omschreven in zijn boek over de tuin-architectuur. Volgens hem moest een begraafplaats een groot, ernstig, duister en plechtig schilderij voorstellen, dat niets akeligst is. Het moet juist een gevoel van medeleven oproepen. Begraafplaats Duinrust, gelegen aan de rand van Beverwijk, in de zogenaamde binnenduin-randzone, voldoet zeker aan de deze beschrijving. Duinrust is een algemene begraafplaats met een Rooms-katholiek, Joods en een Islamitisch gedeelte. De begraafplaats aangelegd in diverse stadia, is het openluchtmuseum van Beverwijk. Het eerste en het tweede gedeelte werd aangelegd in de zogenaamde Engelse landschapstijl. Dit kenmerkt zich door de royale opzet, slingerende paden over een glooiend landschap met romantische bosschages. De vele hoge bomen maken deze gedeeltes enigszins somber, maar door de aanleg is dit romantisch en het niet afschrikwekkend. Het roept juist een gevoel van medelijden en tederheid op. De aanleg doet vermoeden dat de bekende Haarlemse tuinarchitect Leonard Anthonij Springer (1855-1940) hier de hand in heeft gehad. Springer was een leerling van de Duitse tuinarchitect J.D. Zocher, die als eerste de Engelse landschapstijl introduceerde bij aanleg van begraafplaatsen. De latere gedeeltes van Duinrust werden, mede als gevolg van financieel-economische afwegingen, zakelijker en rechtlijnig aangelegd, in de zogenaamde Scandinavische stijl. In alle rust en stilte wandelt men op de doden-akker langs de gedenktekens van overleden stadsgenoten die van historisch belang zijn geweest. Broederlijk liggen bekende gezagsdragers en onbekende burgers naast elkaar. Ook de verscheidenheid van grafmonumenten is zeer groot en rechtvaardigen een bezoek.

De aanleg van een begraafplaats.

Ongeacht hun geloofsovertuiging, werden overleden inwoners van Beverwijk vanaf de vroegste tijden begraven rondom de Grote kerk. De katholieke bevolking kreeg pas in 1842 haar een eigen begraafplaats, n.l. in de Peperstraat. Aan het begin van de 20e eeuw nam de bevolking van Beverwijk en haar omgeving gestadig toe. Ook de vraag van het aantal familiegraven welke niet geruimd werden, nam toe. Langzamerhand raakte de begraafplaats rondom de Grote kerk vol. Burgemeester en Wethouders van Beverwijk gaven in 1907 te kennen, dat het kerkhof  gesloten werd voor overledenen uit andere    
gemeentes.

Het oudste gedeelte van Duinrust aangelegd in 1908

De burgemeester van Wijk aan Zee en Duin, dhr. H.H. Del Court van Krimpen, vroeg op 6 maart 1907 toestemming aan de gemeenteraad. Hij wilde namelijk een gesprek aangaan met Jonkheer G. S. Boreel, om een geschikt stuk duingrond kopen. Dit om tot de aanleg van een begraafplaats te komen. Kennelijk was het gesprek tussen beiden gunstig verlopen voor de kleine gemeente. Want op 23 oktober van datzelfde jaar, kon hij de raad een positieve mededeling doen. Jonkheer Boreel was bereid om een stuk grond, groot ± 2628 M², kosteloos af te staan. De gift werd dankbaar aanvaard door de raad, en zij verleende de Jonkheer Boreel en zijn familie het recht over zes graven. De locatie mocht hij zelf  bepalen. Merkwaardig was wel dat zijn keuze viel op een stuk grond, wat een paar jaar later binnen het Beverwijkse gedeelte zou vallen. Ten behoeve de aanleg stelde de raad het bedrag van ƒ 5.000, -- beschikbaar. Het plan van aanleg werd ontworpen door de lokale gemeenteopzichter, dhr. N. de Wolf. Bovendien maakte hij het bestek voor de aanleg. Via een openbare inschrijving kon men tot en met 22 januari 1908 inschrijven. Het ophogen en het aanlegen van het terrein werd gegund aan de plaatselijke aannemer H. van Tunen.

De plaatselijke bloemkweker W. H. P. de Wildt en tuinder D. Noom, mochten de benodigde planten en bomen leveren. Hun gezamenlijke totale kosten waren ƒ 585,45. Het lijkhuisje werd respectievelijk gebouwd door de metselaar E. de Groot, de loodgieter H. Blom en de timmerman G. van der Eng,  kostten ƒ 485,00. Het fraaie smeed ijzeren hek bij de ingang werd vervaardigd door de H. de Weijer uit Beverwijk voor het bedrag van ƒ 1295, --.  Het eerste graf is dat van een op 2 september 1908 overleden 24 dagen oud kindje, Margaretha Johanna van den Outenaar. Dit graf is geruimd zo blijkt uit het begraafregister. De oudst bewaard gebleven zerk is die van Susanne Scholts en dateert van 1909. Er zijn op Duinrust wel oudere graven te vinden, alleen zijn deze later overgebracht van andere begraafplaatsen.

Beverwijk krijgt een nieuwe dodenakker.

Beverwijk bleef nog een aantal jaren haar doden op het kerkhof bij de Wijkertoren begraven. Toch was zij wegens ruimte gebrek ook gedwongen naar een andere dodenakker uit te zien. Noodgedwongen week men uit naar de naburige gemeente, daar in de eigen gemeente geen ruimte was voor de aanleg van een begraafplaats. In de begraafwet van 1869 was namelijk om gezondheidsredenen bepaald, dat een plaatselijke overheid algemene begraafplaatsen diende aan te leggen op een afstand van minimaal vijftig meter van de bebouwde kom. Het college liet haar oog vallen op het stuk duingrond naast de bestaande begraafplaats van Wijk aan Zee en Duin. Met de aankoop van dit 1,4 ha duingrond dacht men weer jaren voort te kunnen. Jonkheer Boreel was bereid de grond te verkopen voor een prijs van 45 cent per ca., aan de gemeente Beverwijk. In de raadsvergadering van 15 november 1918, stelde de burgemeester Strick van Linschoten dan ook voor om dit stuk grond te aan te kopen. Zijn voorstel ondervond echter veel weerstand.

   
Het oudste gedeelte aangelegd door de gemeente Beverwijk

Zo vond raadslid C. Maters de prijs te hoog en stelde voor om een paar jaar te wachten, wellicht zou de prijs zakken. Terwijl het raadslid J. Veldhuizen het terrein niet mooi gelegen vond en wenste dat men verder zocht. Uiteindelijk besloot de burgemeester het voorstel aan te houden tot de volgende vergadering. Tijdens deze raadsvergadering, van 20 december, werd het plan met algehele stemmen goedgekeurd. Burgemeester werd gemachtigd om een tuinarchitect de opdracht van aanleg te verstrekken. Wie deze eer te beurt viel is niet bewaard gebleven. Ondanks dat de raad een krediet van ƒ 10.050,00 beschikbaar gesteld had, zou het nog een aantal jaren duren voordat de begraafplaats in gebruik werd genomen. Binnen het kader van de werkgelegenheid, besloot men om de begraafplaats aan te laten leggen door werklozen. Hun geldelijke beloning leverde een hevige discussie op in de gemeenteraad. Een aantal raadsleden vond deze namelijk te laag. Maar ook de inschakeling van deze werkwilligen deed de gemoederen oplaaien. Sommige leden wensten namelijk de inschakeling van bekwame arbeiders. De gemeenteopzichter moest het ook ontgelden. In hun ogen was hij niet capabel en verspilde nodeloos veel tijd. Ook de door het college gevraagde verhoging van het krediet ondervond veel weerstand. De op het terrein gelegen lunet van de voormalige linie van Beverwijk, vormde niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk een obstakel. De lunet was namelijk eigendom van het ministerie van Oorlog en om deze te slechtten was wel toestemming nodig. Het ministerie kwam pas op 26 augustus 1919 ten dele tegemoet aan de wens van het gemeentebestuur. Ruimen van de lunet werd voorlopig niet toegestaan, men kreeg wel de grond in erfpacht voor 30 jaar tegen een de prijs van ƒ 10,00 per jaar. Pas in 1932 werd er een overeenstemming bereikt en werd het de gemeente toegestaan de lunet te slechtten en de grond te gebruiken voor de aanleg van graven. Het gedenkmonumentje wat op de lunet stond, moest overgebracht worden naar lunet nummer 14, gelegen aan de Creutzberglaan. Het Rijk wenste namelijk niet dat dit monument binnen het terrein van de begraafplaats kwam te liggen. Ondanks alle tegenslagen was het eindelijk het zover en op 1 januari 1923 werd Duinrust officieel als algemene begraafplaats in gebruik genomen en het kerkhof rondom de Wijkertoren gesloten. De naam “Duinrust” werd overigens pas voor het eerst tijdens de raadsvergadering van 17 mei 1922 vermeld. Tijdens deze vergadering werden namelijk de 15 artikelen telende verordening voor het gebruik vastgesteld. Beverwijk moest voor de aanleg aanmerkelijk dieper in haar buidel tasten dan Wijk aan Zee en Duin in 1908 gedaan had. Naast het aankoopbedrag van het terrein, waren ook de bijkomende kosten aanmerkelijk hoger dan zij beraamd waren. Zo werd, nadat in het voorjaar van 1921 de bomen en struiken gepland waren, ons land getroffen door een uitzonderlijke droge zomer. Het merendeel van de aanplant stief en moest vervangen worden. Samen met de hogere loonkosten kwamen de totale uitgaven op ƒ 31.374,86. Een heel bedrag voor die tijd.

Een gezamenlijke begraafplaats.

Gescheiden door een duinpad lagen beide begraafplaatsen broederlijk naast elkaar. Ieder met zijn eigen toegangshek, lijkenhuisje en beheerder. Ondanks beide gemeentes in 1936 gefuseerd waren, bleven beide begraafplaatsen onafhankelijk bestaan, ieder met zijn eigen toegangshek. Beiden begraafplaatsen werden pas bij de uitbreiding in 1947 samengevoegd en kwam er één toegangshek. Daar beiden begraafplaatsen aangelegd waren in dezelfde stijl, vertoonde dit geen storende invloeden. Over deze uitbreiding was al in 1940 gedebatteerd in de gemeenteraad. Het gemeentebestuur wenste de begraafplaats uit te breiden met ± 10 ha, waarbij ook een apart gedeelte zou komen voor de overleden rooms-katholieke ingezetenen. Het lag namelijk in de bedoeling om de in de bebouwde kom gelegen bijzondere begraafplaatsen, de Rooms-katholieke en de Joodse, te sluiten. Beiden kerkbesturen verzetten zich hevig tegen deze plannen. Niet alleen lagen beide kerkbesturen dwars, maar ook Jonkheer Boreel had zijn bedenkingen. Hij was best genegen de benodigde grond te verkopen, al betreurde hij wel de ingreep in het duinlandschap maar zag ook de noodzaak ervan. Nadat de verkoopakte op 24 december 1941 was getekend, dacht men de prachtige plannen te kunnen uitvoeren. In het plan ontworpen door directeur van Openbare werken, J. Bleeker, waren beide begraafplaatsen nog wel gescheiden van elkaar.

Wel was er een aula, kapel en een nieuwe ingang, met een kantoor en dienstwoning voor de beheerder, door hem ontworpen. Hiervoor moest wel weer een lunet geslecht worden, namelijk nummer 16. Niet het slechtten deze lunet was de reden van uitstel, maar de Duitse Weermacht verstoorde de uitbreidingsplannen. Al in 1943 had de gemeente overeenstemming bereikt met het Rijk over een grondruil voor de lunet. Maar door oorlogsomstandigheden confisqueerde de Duitse bezetter een gedeelte van het geruilde gebied voor de realisatie van een aantal verdedigingswerken. Tengevolge deze bunkerbouw moest de uitbreiding wachtten tot na de bevrijding. De Minister van Oorlog wilde de grondruil wel door laten gaan, maar het stuk duingrond met de nutteloze bunkers kwam niet meer in aanmerking. Na deze officiële mededeling dat de bunkers voor de landsverdediging nutteloos waren, gooide de gemeente het roer om. De kosten voor het slopen van de bunkers viel namelijk onder de geleden oorlogsschade. Hierdoor kon de gemeente de sloopkosten voor 90% verhalen bij het Ministerie van Wederopbouw. Hiermee ontstond gelijk de mogelijkheid om de begraafplaats uit te breiden met een gedeelte van deze grond. Hierdoor was de gemeenteopzichter wel gedwongen zijn plan te wijzigen. Nu ontstond gedachte van het samenvoegen van beide begraafplaatsen. Alleen was het noodzakelijk dat weer een stuk grond werd gekocht van Jonkheer Boreel. Deze was best bereid tot verkoop, mits de gemeente de pachters in het beoogde stuk grond, schadeloos zou stellen. Nadat er een moeizame overeenstemming was bereikt met deze pachters, kwam de Jonkheer met aanvullende wensen, die weinig hadden uit te staan met de verkoop. De directeur Openbare Werken maande het College aan tot spoed. In zijn schrijven van 17 mei 1946 meldde hij het college dat er over anderhalf jaar geen algemene graven beschikbaar zouden zijn als de gewenste uitbreiding achterwege zou blijven. De onderhandelingen kwamen in een stroomversnelling en op 28 november 1946 werd de verkoopsakte getekend. Daar de gemeente inmiddels ook met beide kerkgenootschappen overeenstemming had bereikt, kon men met lang geplande uitbreiding beginnen. Door deze uitbreiding kwam ook de duinbeek binnen de begraafplaats te liggen en werd het houten rustieke bruggetje aangelegd. De uitbreiding aan de zuid en west zijde, de derde fase, werd zakelijk en rechtlijnig aangelegd naar een stijl van die tijd, met een overgang tussen de tweede fase.

Tot in de eeuwigheid.

In 1965 was het weer noodzakelijk om de begraafplaats te vergroten, de vierde fase. De begraafplaats werd berekend op een inwonertal van ongeveer 100.000. Dit naar aanleiding van een destijds geplande fusie van Beverwijk, Heemskerk en Velsen. Uiteindelijk is deze fusie niet doorgegaan. Deze laatste uitbreiding werd overwegend rechtlijnig aangelegd. Staande stenen konden niet meer geplaatst worden. Het moest vooral praktisch en gemakkelijk in het onderhoud zijn, met bijkomende overweging dat graven en grafstenen ook rechthoekig zijn en daardoor dus beter in het geheel passen. Tegelijk met deze uitbreiding en werd ook de huidige aula gebouwd en in gebruik genomen. De begraafplaats heeft tegenwoordig een totale oppervlakte 15,3 ha en biedt in principe ruimte voor alle geloofsovertuigingen of levensopvattingen. Zo vindt men naast de algemene graven, ook protestantse, katholieke, joodse en islamitische graven. Op een apart gedeelte, verscholen achter kreupelhout, vindt men de overgebrachte Joodse graven. In 1950 werden de ruim 100 stoffelijke resten en 46 grafzerken van de Joodse begraafplaats aan de Kuikensweg overgebracht naar Duinrust. Naast de Hebreeuwse opschriften, leest men ook de namen van de overleden in het Latijnse schrift. Velen zonder geboortedatum vertonen zij alleen de datum van overlijden, de meeste volgens de Joodse kalender. De oudste zerk, helaas gebroken, dateert van 1848. Elf zerken behoren tot de leden van de priesterstam Cohen, te herkennen door de twee zegende handen. Twee zerken zijn van het geslacht van Aäron, deze hebben boven een afbeelding van een kan en kom. De grafzerk van Mariane Spier, tweede rij nummer twee vanaf rechts, heeft als bijzonderheid een zogenaamd huismerk. Daar dit ouder is dan haar overlijdensdatum, is de steen wellicht hergebruikt. Toen in november 1988 de Rooms-katholieke begraafplaats St. Agatha geruimd werd, werden de stoffelijke resten op een apart gedeelte van Duinrust begraven. Het grote houten kruis, wat eens zijn schaduw wierp over de graven van de begraafplaats aan de Peperstraat, werd eveneens overgebracht. Sinds 1983 is er ook een apart gedeelte voor de islamitische overledenen. Kenmerkend voor dit gedeelte is dat de graven een opgeworpen aarden heuvel hebben. De gedachte hierachter is dat de opgeworpen aarde voldoende ruimte biedt om de dode de gelegenheid heeft om rechtop te zitten. In de nacht na de begrafenis wordt de overledene bezocht door twee engelen. Zij stellen een onderzoek in naar het gedrag van de overledene op aarde. In een islamitisch graf mag niet meer dan één persoon worden begraven en de overledene moet met het hoofd naar Mekka worden begraven. De grafmonumenten variëren van een prachtige luxueuze uitvoering tot twee eenvoudige houten paaltjes aan de zijden van het hoofd en de voeten. Behalve de gewone graven zijn er ook verschillende oorlogs- en eregraven. Beverwijkse militairen, gesneuveld tijdens de meidagen van 1940 en verschillende verzetsstrijders vinden hier hun laatste rustplaats. Samen met een aantal slachtoffers welke hun leven lieten in Duitse gevangenschap na te zijn opgepakt te zijn tijdens de razzia van 17 april 1944. Naast deze oorlogsgraven zijn er ook acht graven van geallieerde militairen. In de zeven graven naast elkaar rust de bemanning van het geallieerde vliegtuig dat in de nacht van 11 op 12 juni 1943 neerstortte nabij Wijk aan Zee. Het is onzeker dat de nadien geplaatste grafstenen op de juiste plaats staan, op die van W.R. Berry na. Alleen zijn stoffelijk overschot kon men identificeren, de anderen waren te sterk verbrand. Pas na de oorlog was het mogelijk hun namen te achterhalen. Sinds enige jaren werden de mogelijkheden op Duinrust aanzienlijk verruimd. In 1992 werd de begraafplaats uitgebreid met een strooiveld en een columbarium. In dit jaar is de begraafplaats verrijkt met een mausoleum. Een begraafplaats waar de combinatie tussen het verleden met het heden, hand in hand gaan.

Eén familie bewijst de laatste eer.

Een groot deel van de Beverwijkese bevolking werd door een lid van de familie Berghuis op hun laatste gang begeleid. Het ambt van doodgraver ging namelijk jarenlang over van vader op zoon. In 1821 werd Jacob Berghuis benoemd als knecht van de doodgraver Jan Thomasz de Wolff. Ondanks zijn handicap, Jacob was klein en gebrekkig,  functioneerde hij goed, want al vrij snel werd hij benoemd als doodgraver. Deze heeft de betrekking vervuld tot aan zijn dood in 1840. Zijn zoon Gijsbert ambieerde de functie en solliciteerde bij de gemeente naar de vacante functie. De toenmalige gemeenteraad koos voor stabiliteit en ervaring en zo werd op 16 februari 1843 Gijsbert Berghuis benoemd als doodgraver. Voordeel voor Gijsbert was dat hij goed bekend was met de locale ligging van de graven rondom de Wijkertoren. Het ambt van doodgraver was een toen nog een bijbetrekking want Gijsbert runde naast zijn ambt een café in de Kerkenbuurt. Na zijn overlijden in 1866 werd het ambt door zijn drie zonen overgenomen. Totdat in 1891 de heer G. Berghuis officieel werd aangesteld. Toen in 1923 de begraafplaats Duinrust in gebruik werd genomen, was de functie van doodgravers nog een bijbaantje. De vergoeding bedroeg 250 gulden per jaar. Een jaar later tijdens de    
vergadering van 14 januari 1924 besloot de gemeenteraad de heer Berghuis fulltime aan te stellen tegen een bezoldiging van 1600 gulden. De werkzaamheden van de doodgraver waren namelijk aanzienlijk

De oorlogsgraven

uitgebreid. De voorschriften waren aangevuld met het toezicht en het onderhoud van de begraafplaats. Een half jaar eerder had de raad al de nieuwe voorschriften vastgesteld, waarin deze werkzaamheden waren beschreven. Men sprak ook niet meer van doodgraver, maar van opzichter. Op 1 januari 1930 werd de familietraditie voortgezet door de heer Aris C. Berghuis toen hij zijn gepensioneerde vader opvolgde als opzichter van de begraafplaats Duinrust. Helaas maakte een noodlottig ongeval in 1958 een eind aan deze familietraditie. De familie Berghuis had ruim anderhalve eeuw gezorgd en gewaakt over de graven in Beverwijk.   

De symboliek op de grafmonumenten.

Op de graven zijn vaak symbolen als versiering aangebracht, waarmee een of meer gedachten tot uitdrukking worden gebracht. Het idee om een symbool te gebruiken kan van de nabestaanden of de overledene gekomen zijn. De betekenis van deze symbolen zijn vrijwel bij de meeste bezoekers onbekend. Om in deze leegte te voorzien, volgen hieronder een aantal symbolen met hun betekenis.    

Adelaar Evangelist Johannes, als de genade van de op de kerk neerdalende geest.

Alfa en Omega De eerste en laatste letter van het Griekse alfabet God als het begin en einde van alle dingen.

Anker Vroeg christelijk symbool van hoop.

Aren Symbool van Christus, het Brood des Levens en van de eucharistie of het Avondmaal.

Aronskelk De gevlekte aronskelk, die zijn bloem omhoog naar de hemel richt. Heilige moeder Maria

Boek Als boek des levens.

Bijbel Als boek des levens.

Bloem (Geknakte)  De bloem is het prototype van de ziel. Bloemen openen hun hart naar het zonlicht zoals een mens zijn ziel opent voor God.

Brood / Hostie Verwijzing naar het lichaam van Christus en het Brood des Levens.

Cirkel Volmaaktheid, eeuwigheid, zonder begin of einde.

Doornenkrans Symbool van de zonde van de mens en de daaruit voortvloeiende gevolgen. Ook symbool van Christus die de mensen verloste door zijn lijden, waarbij hij een doornenkrans droeg.

Druivenrank, (-tros) Bloedsymbool het teken van leven en dood. Verwijst naar de eucharistie of het Avondmaal en daarmee de offerdood van Christus.

Duif Reinheid, vredelievendheid, eenvoud, liefde en onschuld. Christelijke symboliek voor de ziel van de overledene. De opvliegende duif vindt door een stralenbundel zijn weg naar de hemel. De duif met de olijftak brengt vrede en verzoening.

Ei Symbool van geboorte, nieuw leven, de opstanding van Christus.

Eikenblad (-tak), eikels Onsterfelijkheid en het eeuwige leven. Eikenhout werd als onverwoestbaar beschouwd en daarom met onvergankelijk geassocieerd.

Engel Evangelist Matheus als symbool voor de menselijkheid van Christus. Een gevleugelde engel kan de godin van de overwinning, Victoria, symboliseren als motief van dood en opstanding. Draagt de engel een omgekeerde fakkel, dan stelt zij de doodsengel voor. Engelkopjes, zgn. cherubijntjes, vertegenwoordigen de hemelse sferen.

Fakkels Omgekeerde brandende fakkel was al voor de oudheid.

Glas Het doorzichtige glas symbool van zondeloosheid en van reinheid.

Guirlandes Delen in de symboliek van de bloemen, bladeren of de vruchten waaruit ze zijn samengesteld.

Werden vaak gebruikt om zuilvormige graftekens te versieren of dienen als ornament op een grafsteen.

Handen Getuigenvan liefde en verbondenheid. Joodse symboliek Twee handen Lid van de priesterstam Cohen.

Hart Symboliseert de liefde. Een met vlammen omgeven hart verwijst naar een religieuze bezieling.

Hond Trouw en waakzaamheid.

Kaars Symbool van licht dat de goddelijke harmonie weerspiegelt.

Kan (waterschenkende) met een schaal Joodse symboliek. Lid van de Levie stam

Klaproos De tere klaproos, die snel verwelkt, symboliseert de kortstondigheid van dit leven.

Klaver drie Symbool van de heilige drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Klimop Vanwege zijn altijd groene bladeren beschouwd als symbool voor eeuwig leven.

Kruis Universele symbool van verzoening.

Lam Reinheid en onschuld. Afgebeeld met een kruis en nimbus is het symbool van de offerdood van Christus.

Lauwerkrans Overwinning en roem, een teken van eerbetoon.

Leeuw Evangelist Marcus, aangezien zijn evangelie begint met de schreeuw in de wildernis.

Lelie Zuiverheid en maagdelijkheid, daarom het symbool van Maria.

Miskelk Komt enkel en alleen op priestergraven voor en symboliseert de christelijke religie en de eucharistie.

Kindergraf van Rakas Kaarlo. 

Obelisk Teken van macht, standvastigheid en deugt.

Olielamp Het eeuwige licht, verwijzing naar de onsterfelijkheid, eeuwigheid.

Olijftak Gerechtigheid, vrede en vroomheid en Gods zorg voor Zijn kinderen.

Palmboom De Joods-christelijke symboliek van de palm gaat terug op Psalm 92, vers 13 “De rechtvaardige zal groeien als een palmboom. De palmboom, soms alleen afgebeeld als een stam, is symbolisch voor het paradijs.

Palmtak Attribuut van de vrede en overwinning.

Papaver Wordt geassocieerd met de slaapverwekkende eigenschappen van deze plant, de slaap des doods. De tere klaproos, die snel verwelkt, symboliseert tevens de kortstondigheid van dit leven.

Pauw Symbool van onsterfelijkheid. Men dacht dat het vlees van een pauw niet kon bederven. Vaak is ook alleen de pauwstaart afgebeeld als symbool van de heelheid van de hemel of als zonnesymbool.

Pelikaan Men geloofde dat deze zijn borst opende om zijn jongeren met zijn eigen bloed te voeden. Symbool voor Christus die zich voor de mensheid heeft opgeofferd.

Phoenix Fabelvogel waarvan de legende vertelt dat deze zich eens in de zoveel eeuwen in het vuur wierp om er totaal verjongd weer uit te komen. Symbool voor de opstanding.

Pijl Symbool van de marteldood. Attribuut van de Heilige Sebastianus die als martelaar in het Collosseum met pijlen werd doorschoten.

Pijnappel Symbool van onsterfelijkheid.

Ringen Net als de cirkel duidt de ring op oneindigheid Twee met elkaar verbonden ringen symboliseren hemel en aarde en de verbondenheid van twee mensen.

Roos In de huidige betekenis refereert de roos vooral aan liefde en vergankelijkheid. Als christelijke symboliek verwijst de roos zowel naar Maria als naar het lijden van Christus. De vijf blaadjes van de roos worden in verband gebracht met de vijf wonden van Christus. De geknakte of gebroken roos verwijst naar het door de dood afgebroken leven. De verdorde roos naar het verwelkte leven.

Sarcofaag Hier rust een mens van grote betekenis.

Schedel Onder het kruis van Christus verwijst naar het graf dat zich zou bevinden op de heuvel Golgotha. Vaak treft men de schedel aan in combinatie met gekruiste beenderen. Dit verwijst naar de vergankelijkheid van het leven.

Schelp Vruchtbaarheid, liefde, huwelijk en leven.

Slang Van oudsher het symbool van leven en dood, gif en genezing. Een slang aan die zichzelf in zijn staart bijt, symboliseert de vergankelijkheid in de oneindige kringloop van het leven.

Stier Evangelist Lucas wijst op het priesterdom, het offer van priester Zacharias.

Stralenkrans Hemels licht duid op de aanwezigheid van goddelijke of heilige personen.

Taxus Daar zij altijd groen blijft symboliseert zij de onvergankelijkheid.

Toren Staat voor de aanwezigheid van het allerhoogste.

Treurende figuur/ treurwilgen Personificatie van de rouw van de nabestaanden.

Uil Symbool voor de nacht en de dood.

Urn Wordt gebruikt als symbool van rouw. Vaak is de urn afgebeeld half afgedekt door een rouwsluier, wat betekent zich afwenden van de buitenwereld.

Vleermuis: personificatie van de nacht en de dood.

Vlinder Onsterfelijke ziel. Voor Christenen is de dood de overgang naar een beter leven, In het stervensuur breekt de ziel uit haar stoffelijk omhulsel zoals een vlinder uit een pop breekt en stijgt vrij op naar de hemel.

Zandloper: met aan weerzijden een adelaars- en een vleermuisvleugel geeft de overgang van de dag naar de nacht aan. De verlopen tijd. Een zandloper kan men omkeren, zo keert men terug naar de oorsprong.

Zeepbel Van de zestiende eeuw een symbool van de vergankelijkheid, de broosheid van het leven.

Zeis: attribuut van de Griekse god Chronos, hetgeen tijd betekent.

Zon: De ondergaande zon duidt zowel op de beëindiging van het leven als op de wederopstanding.

Zuil: Een afgebroken zuil symboliseert het einde van het aardse leven.

Laet loopen die loopen lust, onze tyt is verloopen wy syn in rust.

Aan deze overpeinzing, vermeld op de grafzerk Evert Harmsen Claver en zijn vrouw in de Grote Kerk van Beverwijk, moet de bezoeker aan Duinrust eens denken. Wandelend kan men genieten van de rust en gelijktijdig oog hebben voor de diversiteit aan grafmonumenten welke op de begraafplaats staan. Om een indruk te geven aan de verscheidenheid van het aantal  grafmonumenten, is er een wandelroute langs een aantal opmerkelijke of bezienswaardige graven gemaakt. De wandeling duurt circa 1 ½ uur en voert langs een aantal opmerkelijke grafmonumenten en de laatste rustplaatsen van een aantal prominente inwoners van Beverwijk. Van de laatste groep was de criteria “wie wel en wie niet”, niet aan de orde. Het lag enkel en alleen in de bedoeling route te maken over de gehele begraafplaats. Het nummer geeft ongeveer de locatie van het graf aan.

Vaak leest men onder een rouwadvertentie “Geen bezoek, geen bloemen”. Dit verzoek geldt zeker niet voor de begraafplaats Duinrust. Bezoek de begraafplaats eens en neem gerust een bloemetje mee.

J. van der Linden.                                                                          Velsen-Noord, 13 september 2000.

 

Adres

Blankenlaan 174
Beverwijk
Nederland

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0