Het Cees van Leeuwen interview

Cees van Leeuwen was van juli 2002 tot juni 2003 staatssecretaris van Cultuur namens de LPF, de Lijst Pim Fortuyn. In een vroeger leven was hij bassist van Kayak.

Er komt een verbijsterende twinkeling in zijn ogen als hij begint te zingen: Then when a breeze blows, goes a guest to my glass. Het zijn de eerste regels van See See The Sun, een van de songs op het gelijknamige eerste album van Kayak. ‘Ik heb er de tekst voor geschreven’, zegt Van Leeuwen. ‘Dat lied ging over aantrekkingskracht in de breedste zin des woords. Ieder laatste woord van een regel rijmt als het ware met het eerste woord van de regel daarop. Half zingend: Cheerful dancing feet, Meet the surface of earth’.

‘Ton Scherpenzeel en Pim Koopman hebben de melodie geschreven. Maar ik was ook continu bezig met melodieën. Die komen in je hoofd op, thuis, op straat, in het bos, waar dan ook. De tekst komt later. Er komen zinnetjes, woorden uit boeken, of je komt ze ergens tegen of borrelen zomaar in je hoofd op. Daar probeer je dan iets van te smeden. Leuke hobby, songteksten maken.

Bij Kayak vond ik het schrijven van teksten eigenlijk wel het leukste. In elk geval beter dan avond aan avond optreden. Het ging mij op den duur vervelen, steeds maar weer diezelfde melodieën spelen. Ik vond het vrij geestdodend, ik schreef liever.

Onlangs verscheen je op tv bij Idols om de envelop met verlossende inhoud te overhandigen. Welke idolen hebben je destijds geïnspireerd?

‘Eigenlijk vooral mijn oom! Hi speelde in bandjes en ik vond dat fantastisch natuurlijk, heel spannend. Ze oefenden in een garage in Wassenaar. Ik ging er regelmatig kijken. Diezelfde oom heeft mij ook gitaar leren spelen. Zo zie je maar weer wat een impact een voorbeeld uit je jeugd op je verder ontwikkeling kan hebben.

Mijn ouders hadden een pick-up staan. Ik luisterde daar naar mijn eerste plaatje: Birddog van de Everly Brothers. Ik draaide veel populaire muziek in die tijd. Later, in mijn middelbare schooltijd, ging ik in bandjes spelen. Ik kon inmiddels redelijk gitaar spelen, maar in die bandjes speelde ik altijd basgitaar. Later kwam ik via een auditie bij Kayak terecht. Dat werd een succes, zoals bekend.

Na mijn Kayaktijd formeerde ik de driemansband Parachute, een groep à la Police. Een mooie tijd, ik heb nog met Herman Brood in het Zuiderpark gespeeld. Dat optreden is destijds door de VARA uitgezonden.

Culturele antropologie

Niettemin had Parachute niet zoveel succes, commercieel gezien niet in elk geval. Als het had aangeslagen, had ik misschien nu nog in de muziek gezeten, wie weet. Er is wel eens gesuggereerd dat ik mijn studie destijds belangrijker vond, maar ik ben nooit bezig geweest met een carrière. Nog niet, trouwens.

Zo ging ik aanvankelijk culturele antropologie studeren, nou, als er een studie is waarmee de kansen voor een carrière laag zijn, was het wel die studie. Pas later ben ik rechten gaan studeren.

Staatssecretaris is een mooie en eervolle functie, maar ik heb nooit de ambitie gehad om dat te willen worden, enfin, dat is inmiddels bekend. De dingen kwamen op mijn pad, mijn gevoel was de leidraad voor wat ik in mijn leven heb gedaan. Zo is het ook met deze post gegaan.

Heb je nog contacten overgehouden uit die periode?

‘De jongens van Kayak spreek ik nog wel van tijd tot tijd. Tot voor kort gingen we af en toe ergens eten. Dat werd bekostigd uit de royalties die we nog steeds krijgen van de eerste platen.Ik ben de laatste jaren veel meer van klassieke muziek gaan houden. Thuis draai ik eigenlijk alleen maar klassiek. Vooral Bach, maar ook Liszt, Gershwin en Shostakovich.

Ik ga ook ieder jaar naar de Mattheus Passion, ditmaal in Naarden, in de Grote Kerk. Verder hou ik erg van sopraanzang. Een van mijn lievelingsliederen is het Villalied uit Die Lustige Witwe. Ook heel mooi: Schubert-liederen in de bewerking voor piano van Franz Liszt. Bij het Lisztconcours heb ik dat wel dertig keer gehoord, steeds uiteenlopende interpretaties.

Naar popmuziek luister ik de laatste tijd minder. Maar van zo’n lied van Elton John, Your Song, kan ik zeer genieten. Prachttekst, dat gaat over het schrijven van een liedje. Heel herkenbaar natuurlijk.’

Emotionele intelligentie

‘Functioneel lezen doe ik beroepshalve veel, maar aan het lezen van een goede roman kom ik te weinig toe. Een boek dat ik met veel plezier heb gelezen en mij zeer aansprak was De Emotionele Intelligentie van Daniel Goleman. Ik lees graag van dit soort filosofisch getinte auteurs en boeken over oosterse filosofieën en religies.’

Guernica

‘Mijn favoriete kunstwerk blijft nog steeds de Guernica van Picasso. Een indrukwekkend schilderij, dat staat voor een tijdsbeeld. Ik heb het op twee plaatsen kunnen bezichtigen. Op zijn vaste plek in het Nationaal Museum Reina Sofia te Madrid en vroeger een keer in het Nationaal Museum te New York.

De Guernica is een schilderij dat je van enige afstand moet bekijken om de voorstelling goed op je in te laten werken. In Madrid is er te weinig afstand tussen bezoeker en schilderij, in New York was dat veel beter.’

Levenskunstenaar

‘Verder hou ik van de kunst van het leven. Ik kan echt genieten van lekker eten en een goed glas wijn. Mijn ideale maaltijd: Lady Curzon soep vooraf, en dan vis, Dorade à la sal, en dan zó de oven in. Als toetje Crèpe Suzette. Daar hoort een goede witte wijn bij, een mooie Chardonnay, zeg de Roxburgh van Rosemount Estate.       

Bij vleesgerechten wordt het rode wijn. Ik raad een Penfolds Grange (Shiraz)  aan. Ik zeg maar zo: wijn is kunst! Ja, ik ben een wijnliefhebber en ook in het gelukkige bezit van een wijnkelder. Er gaat bijna geen dag voorbij of ik drink wel een of twee glazen.’

Een Bourgondisch type dus

‘Ja, het schijnt ook bij mijn sterrenbeeld te horen. Ik ben van 29 april 1951, dus een Stier. Men zegt dat Stieren van het goede der aarde houden, van lekker eten en drinken. Niet dat ik zoveel waarde hecht aan astrologie, maar dat klopt wel.’

Dus Frankrijk is de favoriete vakantiebestemming?

‘Nou nee, op vakantie ga ik het liefst naar Spanje, vooral het zuiden, Andalusië. En nog verder van huis ga ik graag naar exotische oorden in The Pacific, zoals Tahiti en de Cook-Islands.’

Hoe kijk je terug op de afgelopen maanden als staatssecretaris?

‘Boeiend, leerzaam en uiteraard ook hectisch, zowel in positieve als negatieve zin. Positief, omdat je als Staatssecretaris Cultuur bezig bent met wat mensen kan verheffen: beeldende kunst exposities, kunst- en antiekbeurzen, opera, dans, theater en concerten.

Een heel interessante portefeuille, omdat je met louter positieve zaken hebt te maken. Voor ik als staatssecretaris aan de slag ging, was ik voorzitter van het Franz Liszt-concours voor pianomuziek. Prachtmuziek overigens, heel moeilijk om te spelen en naar te luisteren, maar daar kun je echt van leren houden.’

Hectisch was uiteraard ook de dood van Pim Fortuyn en de periode erna: de op- en neergang van de LPF, het verlies van 26 naar 8 zetels. Voor de LPF erg jammer, maar toch heb ik het gevoel dat de partij goed werk heeft verricht. De LPF heeft veel nadruk gelegd op nieuwe politieke issues, heeft taboes doorbroken.

Dat was nodig, want de politieke besluitvorming bij Paars was slecht. Dat er compromissen moesten worden gesloten, is logisch, maar het heeft niet geleid tot de beste besluiten. Zoals de HSL, een project dat miljarden heeft gekost. En dan de veel besproken achterkamertjespolitiek in Den Haag. Toen kwam Pim Fortuyn met allemaal frisse ideeën waarmee ik mij sterk verwant voelde. Zo is het begonnen.’

Wat ga je hierna doen, mocht je niet meer in de politiek terugkeren?

‘Ik laat helemaal open wat ik straks ga doen. We zien wel. Misschien toch wel iets in de politiek, want dat is mij goed vallen. In deze functie kun je echt iets doen, je kunt dingen regelen, in gang zetten. Het is wel moeilijk,om in een tijd van bezuinigingen te opereren, dat is duidelijk.

Maar zie het positief: je moet van de nood een deugd maken. Wat is er op tegen om te zien waar je wat vet kunt wegsnijden, hoe je zaken efficiënter kunt laten lopen? Het houdt je scherp. Het moet lukken, daar twijfel ik niet aan.’

Hoe beviel de samenwerking met de beleidsambtenaren hier?

‘Prima, er werken hier uitstekende mensen. Toen ik hier kwam, had ik geen idee hoe het er in de ambtelijke wereld aan toe ging. Voor mij was het een ‘eye-opener’: het niveau van de ambtenaren is hoog, ze werken snel en gedegen, leveren goede stukken af en zijn zeer betrokken bij hun werk.’

Hoe is het werk als staatssecretaris, vergeleken met de advocatuur?

‘Advocaat zijn is een prachtig vak. Je kunt veel voor cliënten betekenen. Maar het is met het werk als advocaat niet anders dan met alle werk dat je jarenlang doet: het wordt op den duur minder uitdagend, intellectueel gezien. Als staatssecretaris heb ik met allerlei sectoren te maken, elk met zijn eigen specifieke problemen, waarvoor ik een oplossing moet zien te vinden.

Dat is heel leerzaam en intellectueel uitdagend. Wat ik in mijn jarenlange praktijk als advocaat wel ervaren heb, is dat het altijd nog het beste is om te schikken. Dat is doorgaans de minst slechte oplossing en is in het belang van iedereen die bij een geschil betrokken is. Die ervaring kwam mij nu goed van pas. Net als bij de advocatuur, wil ik bij discussies het liefst de rol van mediator op mij nemen.’

Van Cees van Leeuwen wordt gezegd dat hij buitengewoon open is en iemand is die goed op de winkel past. Wat vindt je van een dergelijke kwalificatie?

‘Mijn voorganger had uitgesproken standpunten, die hij in beleid wilde omzetten. Prima natuurlijk, maar bij het realiseren ervan luisterde hij niet altijd even goed naar wat er bij instellingen leefde. Neem bijvoorbeeld het verplicht betrekken van allochtonen bij culturele instellingen en gezelschappen.

Op zichzelf een mooi streven, maar die betrokkenheid moet wel bij de mensen zelf vandaan komen, niet van overheidswege door de strot worden geduwd. Ik gooi af en toe een knuppel in het hoenderhok, maar ben geen breekijzer. Ik merk dat die aanpak op prijs wordt gesteld. Veranderingen zijn soms nodig, maar je moet proberen die in samenspraak te bewerkstelligen.’

Het medialandschap

‘Neem nu bijvoorbeeld de omroepsector. Een belangrijke sector, waarbinnen het een en ander wel mag veranderen. Dat vindt de sector zelf ook, trouwens. Daarom heb ik de WRR opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar het veranderende medialandschap in Nederland en de plaats van de publieke omroep daarin.

Toen ik dat onderzoek aankondigde, legde menigeen een link met het verhaal van Mat Herben dat hij met de publieke omroep nog een ‘appeltje te schillen’ had. Zelf kijk ik daar iets anders tegen aan. Ik ben absoluut niet tegen de publieke omroep, integendeel. Haar rol moet juist worden versterkt, maar wel passend in het toekomstig tijdsbestek, in een sterk veranderende samenleving.

Kortom: bij de publieke omroep moeten veranderingen mogelijk zijn, maar wel graag in samenspraak met alle betrokkenen en via de haalbare weg.

Een van de punten waarin ik wil bemiddelen is et conflict inzake de programmagegevens. Toen ik nog geen staatssecretaris was, heb ik altijd met verbazing de discussie over het al dan niet vrijgeven van de programmagegevens gevolgd. Goed nieuws is dat de radiofrequenties nu door de Tweede Kamer zijn geloodst, de kans is groot dat het gaat lukken.

Wat waren je meest memorabele momenten?

‘Een aantal zaken heeft mij echt geraakt. Zoals de teruggave van kunstschatten aan joodse Nederlanders. Verder de Nederlandse Filmdagen, waar ik het Gouden Kalf aan Louis van Gasteren heb uitgereikt. Ontroerend was ook het moment dat ik tijdens hetzelfde evenement aan Ramses Shaffy een lintje (Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw)  mocht uitreiken.

Volkomen terecht, vind ik: Shaffy is een groot en authentiek kunstenaar. Een gedenkwaardig moment was ook het aanbieden van hulp aan de Praagse archieven in verband met de watersnood. In het kader daarvan is ook een Benefietconcert in Rotterdam gegeven.

Dan is er het project Monumenten Kanjers. Daarnaast heb ik onlangs extra geld gegeven om een plan van aanpak voor de restauratie en exploitatie van Kasteel Amerongen mogelijk te maken en een deel van de daar aanwezige kunstvoorwerpen elders onder te brengen en te conserveren.

Verder was een van beleidsuitgangspunten het stimuleren van de culture of giving, de private financiering in de kunst. Die Mecenasfunctie hoort van oudsher bij onze Nederlandse traditie van schenkingen of stimuleren van cultuuruitingen door particulieren.

Neem onze musea: een groot deel van de daar aanwezige collectie is tot stand gekomen door particuliere giften. Vooral in tijden van bezuinigingen en teruglopende aankoopbudgetten van musea vormen dergelijke private financieringsbronnen een welkome aanvulling op bestaande overheidsfondsen.

Welke zaken had je graag willen afmaken?

‘Wat ik natuurlijk jammer vind is dat ik geen stempel heb kunnen drukken op de nieuwe cultuurnota. De uitgangspuntenbrief zou deze zomer moeten verschijnen, ongeveer anderhalf jaar voor de cultuurnota. Zover is het dus nog niet.

Daarin had ik mijn visie op het toekomstige cultuurbeleid kunnen geven, en, na de nodige debatrondes in de Kamer en daarbuiten had een en ander in de cultuurnota als definitief beleid kunnen worden vastgesteld. Daar ben ik uiteraard niet aan toegekomen.

Gelukkig heb ik wel een aantal zaken op de kaart kunnen zetten, zoals de Nationale Uitlijn, Utrecht als Culturele Hoofdstad 2003 van Nederland, de Nederlandse cultuurschool en de tienritten-cultuurkaart.

Ik zal mijn dossier overdragen aan mijn opvolger. Wie dat ook gaat worden, hij of zij zal uiteraard weer een eigen stempel op het cultuurbeleid gaan drukken. Misschien wordt het wel weer een Minister van Cultuur. Ik ben daar voor, al was het maar om het belang van cultuur te onderstrepen.

Cultuur is iets dat mensen bij uitstek bindt, en dat heeft zijn weerslag op de totale samenleving. Dat belang kan niet genoeg onderkend worden.’

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0