Bob Gaveel

De negentiende-eeuwse forten en versterkingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie spreken nog steeds tot de verbeelding. Ze liggen meestal in prachtig landschap en ze geven de suggestie van een stoer verleden, waarin Nederland niet bang was om zich te verzetten tegen eventuele aanvallen van buitenaf. Door de polders kun je er naartoe fietsen, je kunt ze bezoeken, hun toestand bekijken en je proberen voor te stellen hoe het was om daar te liggen als dienstplichtig militair – maanden, soms jaren achtereen.

In het algemeen weten we niet zo veel over die levens achter de Waterlinie, omdat er (nog) niet veel egodocumenten bekend zijn van de soldaten die er lagen. Wat we hebben, bestaat veelal uit militaire instructies voor routines, registerboeken, beschrijvingen van militaire doelen en bouwkundige maatregelen toen, en misschien een paar foto’s. Dat is nuttig, ook wel objectief; maar de aanknopingspunten naar de mensen ontbreken. Wat deden ze? Wat was hun achtergrond? Hoe kwamen ze door hun diensttijd heen? En hoe zag hun leven er later uit?

Een klein beetje komt dat naar voren uit de vier biografische schetsen (zie links in de rechterkolom). Vier mannen die tussen 1915 en 1945 hebben gediend in verschillende forten van de Stelling van Amsterdam, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vier levens in een periode waarin één wereldoorlog buiten de Nederlandse grenzen werd gehouden en één zich juist afspeelde in eigen land. Vier heel verschillende levens, van mensen van zeer verschillende afkomst en zeer verschillende overtuigingen. Een man die de krijgsmacht had gekozen tegenover één die er onderuit had geprobeerd te komen. Een onderwijzer, socialistisch bestuurder en schrijver tegenover een man die na zijn diensttijd nationaal-socialistische sympathieën ontwikkelde. Veel verschillender kan het haast niet. En toch hebben ze allemaal zitten vissen in de sloten rond de forten en geprobeerd de onontkoombare verveling op een afstand te houden.

Het zijn dit soort levens die de mensen achter de Waterlinie leven kunnen inblazen. Maar het zijn er maar een paar. Het is een selectie uit 175 namen die René Ros heeft kunnen achterhalen uit zakboekjes, documenten en oorkondes die nazaten hebben bewaard. Voor een deel zijn het ook mensen die bekend zijn geworden omdat er over hen is geschreven. Vaak is de staat van dienst in het Nationaal Archief geraadpleegd.

Hoe meer namen we hebben, des te beter en overtuigender kunnen we die stellingen, forten, versterkingen en bijbehorende objecten weer bevolken. En dan wordt de lijn naar het verleden heel direct.

 

Bob Gaveel (1894-1965)

Bob (Robert Hanry) Gaveel werd op 13 november 1894 in Amsterdam geboren als derde van de zes kinderen van Floris Wijnand Gaveel en Emma Wilhelmina Joring. Zijn vader was kantoorbediende, koopman en handelsreiziger; zijn moeder had een gymnastiekopleiding gevolgd – heel opmerkelijk voor die tijd – maar was vanaf haar huwelijk huisvrouw.

Op 3 maart 1914 werd Gaveel, een lange man van 1,85 meter, ingelijfd als loteling van de lichting 1914. Pogingen die hij het jaar daarvoor had gedaan om hier onderuit te komen, waren mislukt: vrijstelling wegens broederdienst werd hem op 30 maart 1913 geweigerd en een verzoek om vrijstelling wegens kostwinnerschap werd een half jaar later niet-ontvankelijk verklaard. Zodoende kwam Bob op zijn negentiende in dienst als milicien kanonnier, maar met een jaar uitstel van eerste oefening, tot 2 maart 1915.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gooide echter roet in het eten. Op 31 juli 1914 werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Reservisten die al eerder in dienst waren geweest, zoals Theo Thijssen, werden meteen opgeroepen, maar al snel ook de nieuwe lichtingen. Nog geen twee weken na de mobilisatie moest Bob Gaveel al opkomen; zes maanden later werd hij geplaatst bij een detachement van de 3e Compagnie (3-I-2) dat was gelegerd in Uithoorn, in het fort van de Stelling van Amsterdam aldaar.

Zijn dagelijkse routine zal hebben bestaan uit wachtlopen en oefenen met en onderhoud van de kanonnen, al is niet bekend welk type geschut hij bediende. Wel is bekend waar hij was ingekwartierd (niet in het fort maar bij een graanhandelaar in de Mennonietenbuurt in Uithoorn), en ook dat hij in ieder geval één keer heeft “gemankeerd op het morgenappel”, waarvoor hem volgens zijn straflijst op maandag 12 april 1915 drie dagen kwartier-arrest werden opgelegd.

Als sportieve jongen probeerde hij zijn vrije tijd zo plezierig mogelijk door te brengen. Dat laatste leverde hem in dit waterlandschap een keer een nat pak op, blijkt uit een berichtje in Ons Weekblad: Nieuws & Advertentieblad voor Uithoorn en Kwakel van 10 juli datzelfde jaar. “Groot liefhebber van visschen,” schreef de krant, “stond hij met volle aandacht naar een paar hengelaars te kijken.
Om beter te kunnen zien boog hij voorover, daarbij steun zoekende in een tak van een struik. Edoch de tak brak en G. lag in minder dan geen tijd onder, zijn hoofddeksel op het kroost. Goed zwemmer, wist G. zich met eigen kracht weer op het droge te werken, zoodat alleen een nat pak en een met groen versierd blauw van het vaderland, het gevolg waren.”

In januari 1916 werd Bob Gaveel overgeplaatst naar het Detachement Stelling Hoofdkwartier in Amsterdam; eind oktober was hij weer terug in Uithoorn. Op de dag van aankomst werd hij gedetacheerd bij de 1e Werklieden Compagnie op de Hembrug. Anderhalf jaar later, op 9 maart 1918, volgde weer een overplaatsing, terug naar de 1e Depot Compagnie I-2. Waarschijnlijk heeft hij hier een opleiding gekregen tot stukscommandant, wat niet betekende dat hij een hogere rang kreeg; voor zover bekend heeft hij altijd de rang van soldaat gehouden. Wel werd zijn soldij van 45 cent per dag verhoogd met drie cent.

Op 20 februari 1919 was Bob Gaveel met onbepaald verlof gegaan om zijn bestaan als burger weer op te pakken; formeel werd hij op 1 oktober 1919 gedemobiliseerd en ging hij met groot verlof. Hij keerde terug naar Amsterdam, vond een baan en trouwde na een paar jaar (op 15 juni 1922) met Alida Comes. Tussen 1923 en 1939 kreeg het echtpaar drie zoons. In later jaren was Bob leidinggevende bij de effectenregistratie van de Amsterdamsche Bank.

Maar Bob Gaveel was nog niet verlost van het leger waar hij nooit in had gewild. Op 10 augustus 1920 werd hij als gewoon dienstplichtig stukscommandant ingedeeld bij de 3de Compagnie, 1e Bataljon, 2 Landweer Artillerie in Landweerdistrict Amsterdam II (3-I-2 L.W.A.), en daarna bij nog een aantal andere onderdelen. En ook al werd hij als reservist alleen nog opgeroepen voor herhalingsoefening, tot zijn definitieve ontslag wegens dienstbeëindiging op 1 oktober 1934 hing het leger als een als een zwaard van Damocles boven zijn burgerbestaan. Hij zal een zucht van verlichting hebben geslaakt toen het voorbij was.

Het einde van zijn leven werd niet veroorzaakt door het leger, zoals hij misschien wel eens heeft gevreesd, maar door ziekte. Bob Gaveel kreeg de ziekte van Parkinson. Na een lang ziekbed is hij op 17 maart 1965 overleden in Vinkeveen.

Functie / titel:
Effectenmedewerker Amsterdamsche Bank
Geboorte- en sterfdatum:
13 november 1894 / 17 maart 1965
Plaats geboorte:
Amsterdam
Plaats sterven:
Vinkeveen
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Amsterdam, Vinkeveen
Persoonscategorie:

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0